11
==
Helene schrok wakker van de herkenningsmelodie van de film Bewitched.
Het was haar mobiele telefoon, de ringtone die ze voor sociale telefoontjes had ingesteld. Leuke dingen. Politieke telefoontjes kwamen binnen met de onheilspellende opening van Beethovens Vijfde Symfonie.
Ze klapte snel de telefoon open om het lawaai op te laten houden en keek naar Jim, die naast haar diep in slaap was. Zijn gesnurk kon de ramen hebben laten klapperen. Gelukkig sliep hij meestal in zijn eigen kamer. Dit keer was gewoon een echtelijk bezoekje geweest, de prijs die ze betaalde voor haar materiële comfort of het nu boterde tussen Jim en haar of niet.
Toen hij, terwijl hij haar uitkleedde, informeerde of ze nu echt met de pil gestopt was, had ze geantwoord dat dat natuurlijk zo was. Dat was een leugen. Maar ze had er in elk geval aan gedacht ze uit de la te halen en in het deksel van een schoenendoos in haar kast te verbergen. Het verbaasde haar eigenlijk dat Jim ze niet al had weggegooid. Er waren twee hele dagen verstreken tussen haar arrestatie en het moment waarop ze zich herinnerde waardoor het allemaal was gekomen.
Terwijl ze nu bij hem weg sloop voelde ze een combinatie van emotionele afstandelijkheid en de aanhoudende tinteling van zijn seksuele bekwaamheid. Dat was ten minste een beloning voor het vervullen van haar plicht.
‘Hallo?’
‘Helene?’ Het was een vrouw. Na slechts één woord was het moeilijk om vast te stellen wie het was, hoewel de stem haar wel bekend voor kwam.
Bekend was natuurlijk niet altijd goed.
‘Met wie spreek ik?’ fluisterde Helene dwingend. Ze liep op blote voeten door de kamer om Jim niet wakker te maken.
God mocht weten wat hij van middernachtelijke telefoontjes zou denken.
Ze wist zelf eigenlijk ook niet zo goed wat ze ervan moest denken. ‘Wie is dit?’ vroeg ze voordat de beller de kans had gehad om op haar eerste vraag te antwoorden.
‘Met Lorna Rafferty,’ zei de vrouw snel, en het mysterie wie de eigenaar van de stem was viel op zijn plaats. ‘Sorry dat ik zo laat nog bel,’ ging ze verder.
Opgelucht liet Helene haar schouders zakken. Maar waar was ze bang voor geweest dan? Van wie had ze gevreesd dat het telefoontje zou zijn? Haar familie? Ormond’s? Misschien...
Gerald Parks?
Bingo!
Ze had geprobeerd niet te veel aan hem te denken, maar door alleen al de gedachte aan zijn naam werd ze overspoeld door misselijkheid.
‘Lorna,’ zei ze, opgelucht maar ontregeld door de gedachte aan Gerald Parks. ‘Is er iets aan de hand?’
‘Dat weet ik niet. Ik hoop van niet. Jezus, je vindt het vast belachelijk dat ik bel.’ Ze klonk verhit en struikelde over haar woorden. ‘Misschien had ik beter tot morgenochtend kunnen wachten. Of tot volgende week...’
‘Wat is er aan de hand, Lorna?’
‘Oké.’ De hap lucht die Lorna nam was als fluittoon aan de andere kant van de lijn te horen. ‘Ik gooi het er maar gewoon uit ook al denk ik dat het waarschijnlijk niets om het lijf heeft.’
Nu werd Helene bang. ‘Lorna, wat ís er?’
‘Ik... ik denk dat je gevolgd wordt. Heb je beveiliging of zo?’
‘Nee. Hoezo?’
‘Nou, ik dacht misschien omdat je man bekend is, en politicus en zo, dat je misschien Secret Service had...’
‘Ik bedoel: waarom denk je dat ik gevolgd word?’ Helene wist dat ze bits klonk, en dat was niet haar bedoeling, maar ze had hetzelfde onaangename gevoel gehad en het was ronduit frappant om het nu te horen van iemand die ze nog maar pas kende.
‘Vorige week toen je hier was, stond een gozer op de parkeerplaats bij een aftandse auto te kijken naar mijn appartement. Daarom was ik zo gespannen over wie er zou komen.’
Helene herinnerde zich dat ze dat gemerkt had. Lorna had wel twintig keer uit het raam gekeken. Helene dacht toen dat ze op een vriendje of zo wachtte die na de bijeenkomst zou komen.
‘Hoe dan ook,’ ging Lorna verder, ‘ik keek dus naar buiten om te zien of hij er nog was of niet – ik weet niet waarom – en ik zag dat toen jij wegreed, hij ook wegging. Eerst dacht ik dat het Sandra was...’
‘Maar dat was niet zo?’
‘Nee, ze was iets vergeten en kwam vlak nadat jij weg was weer naar boven.’
Angst nestelde zich in Helenes maag. ‘En dat was het?’ Ze had een slecht voorgevoel dat dat niet het geval was.
En ze had gelijk. ‘Nou, vanavond gebeurde het weer,’ zei Lorna. ‘Zelfde auto en alles. Het kan natuurlijk volkomen toevallig zijn. Misschien organiseert iemand anders in het gebouw ook wel iets op dinsdagavond, en is mijn reactie overdreven. Of misschien was het niet eens dezelfde auto.’
Dat betwijfelde Helene. ‘Hoe zag die man eruit?’
‘Blond. Gewoontjes. Onopvallend, eigenlijk. Gemiddelde bouw, gemiddelde lengte.’
Gerald Parks. ‘Heb je gezien of hij een camera bij zich had?’
‘Nee.’ Lorna was zeer stellig. ‘Hij stond daar alleen maar met zijn armen over elkaar geslagen bij de kofferbak van zijn auto. Ik denk niet dat je bang voor foto’s hoeft te zijn.’ Ze aarzelde en voegde er daarna aan toe: ‘Niet dat je iets verdachts aan het doen was.’
Deze keer niet. ‘Bedankt dat je het me hebt laten weten,’ zei ze, terwijl ze dacht dat dit wel toeval móést zijn. Gerald Parks was niet bepaald verlegen; als hij haar volgde, kon hij haar net zo goed meteen confronteren. Hij wilde tenslotte nog steeds geld zien.
Haar eigen paranoia was waarschijnlijk gewoon aanstekelijk, en Lorna had het overgenomen. Helene zou natuurlijk blijven opletten, maar ze wilde niet dat haar nieuwe vriendschap door enig ongemak werd overschaduwd. ‘Soms hebben plaatselijke fotografen geen verhalen, dus dan volgen ze me in de hoop iets te ontdekken.’ En soms deden ze dat ook. ‘Het is irritant, maar niets om je zorgen over te maken.’
Lorna zuchtte aan de andere kant van de lijn van verlichting. ‘Wat een opluchting. Het spijt me echt dat ik je ermee heb lastiggevallen. Je vindt me nu vast een onnozele hals.’
Helene lachte. ‘Natuurlijk niet! Je bent gewoon een vriendin die bezorgd was, en dat stel ik zeer op prijs.’
Nadat ze hadden opgehangen, lag Helene nog lang in de gloed van de opritverlichting naar haar plafond te staren. Ze was in haar eigen kamer, haar toevluchtsoord. De enige plek waar ze zelfs maar in de buurt kwam van zichzelf zijn.
Maar dat Jim daar was veranderde dat gevoel volledig.
Nog een teken van hun slechte huwelijk.
Ze stapte uit bed en liep stilletjes over de koude houten vloer naar het voorraam. Ze wilde het openmaken en de zomerlucht naar binnen laten, misschien even de jasmijn ruiken. Ze wist dat die buiten bloeide, want ze had hem zelf geplant.
Maar ze kon het raam niet opendoen, dan zou het alarm afgaan.
In plaats daarvan leunde ze op het raamkozijn en keek naar buiten naar de donkerpaarse lucht, de verzameling sterren boven haar en de vage gloed die vanuit de stad omhoogreikte.
Op dit soort momenten verlangde ze naar de enorme hemel uit haar kindertijd, die ’s nachts zo vol sterren was dat het net gemorste suiker op een donker tafelkleed leek. Ze kon de donkergroene geur van West-Virginia bijna ruiken, en ze was geneigd om in de auto te stappen en een uurtje richting het noorden te rijden om het te kunnen zien.
Dat kon ze natuurlijk niet doen. Helene had daar niets te zoeken, en als ze zou gaan – en de verkeerde mensen daarachter zouden komen – zou dat vragen oproepen die ze niet wilde beantwoorden.
Dus stapte ze weer in bed, opende het nachtkastje om er een flesje slaappillen uit te pakken die haar arts haar had voorgeschreven tijdens Jims laatste politieke race, en nam er twee.
Zo kon ze, in elk geval voor een paar uur, het heden, de toekomst én het verleden vergeten.
***
De vrouw op het doosje had lang, glanzend donkerblond haar met subtiele highlights die volume toevoegden en haar blauwe ogen zo helder als glas deden afsteken. De kleur heette Donkerpalomino.
Bij Sandra was het donker grijsachtig groen geworden, met gespleten en pluizige punten.
Maar haar blauwe ogen waren wél helder. Dat werden ze altijd na een stevige huilbui. En tot nu toe had Sandra dwars door Jeopardy!, Survivor en Law & Order heen gehuild. Ze was onderweg naar het late journaal, en als de hele pot mayonaise – nou ja, slasaus – die ze had aangebracht en afgedekt met een plastic zak niet werkte, zou ze waarschijnlijk The Tonight Show ook nog wel redden.
Ze had het nummer gebeld dat bij de gebruiksaanwijzing stond, maar dat was ook nutteloos geweest.
‘Helaas zult u een maand moeten wachten voor u iets kunt doen,’ zei de vrouw nadat Sandra zo’n halfuur lang in de wacht naar het ene instrumentale nummer van Henri Mancini na het andere had geluisterd. Niet gek dat er honderden andere groenharige bellers voor haar waren, want ze had de instructies nauwkeurig opgevolgd.
‘Een máánd? Waarom zou ik een maand moeten wachten?’
‘Omdat u met het gebruik van het product de opperlaag hebt geopend en, zoals u de toestand van uw haar beschrijft, als u er een ander product overheen aanbrengt, kan dat dwars door uw haar heen branden.’
Sandra zag al voor zich hoe de helft van haar haren kort en stekelig was en de rest langzaam afbrak.
Ze begreep waarom ze dat niet aanbevolen.
‘En als ik er nou wat van dat grijsdekkende spul op doe, zoals donkerbruin of zo? Zou dat niet helpen?’
‘Nee, want u hebt highlights in uw haar, waardoor een gedeelte de kleur meer zal opnemen dan de rest, en dan krijgt u een lapjespatroon.’
Sandra woog dat beeld in gedachten af tegen het lange groen dat ze nu had en wist niet zo goed wat erger was.
‘En als ik naar een kapsalon ga?’ vroeg ze, hoewel het hele idee van het kopen van het doosje om het thuis te doen juist was dat ze niet naar een salon hoefde. ‘Kunnen die er nog iets mee?’
‘Ze zullen misschien zeggen van wel, maar hun producten zijn er net zo goed toe in staat om uw haar eraf te branden als iets wat u zelf zou kopen. Ik zou het er niet op wagen. Als u een maand wacht totdat de opperlaag weer is hersteld en de conditie van uw haar is verbeterd, kunt u naar de salon gaan voor kleurcorrectie.’
‘Dat is het? Verder kunt u me niet helpen?’
‘Het spijt me, mevrouw.’
‘Ik heb uw product in goed vertrouwen gekocht. Hoe kunnen jullie wegkomen met het groen kleuren van haar van mensen en dan zeggen dat ze er maar mee moeten leren leven?’
‘In de gebruiksaanwijzing staat dat u het niet op gehighlight haar moet gebruiken.’
‘Waar? Waar staat dat?’ Sandra had aanwijzingen één tot en met vier woord voor woord gelezen.
‘De kleine lettertjes onderaan.’
Sandra was woest. ‘Dat leest toch niemand?!’
‘Advocaten helaas wel,’ zei de vrouw, die eventjes meelevend klonk.
Dit was verschrikkelijk. Kwam ze eindelijk weer een beetje het huis uit, gebeurde er zoiets. ‘Nou, evengoed bedankt, denk ik.’
‘Graag gedaan, mevrouw. En als gebaar van goede wil, zijn we bereid u een coupon voor een nieuw doosje te sturen als u me uw adres geeft.’
Dat was toch zeker een geintje? Een coupon voor een nieuw doosje? Dat zou Sandra nodig hebben in het onwaarschijnlijke geval dat ze haar haren weer een normale kleur had kunnen geven en de drang voelde om er weer een keer als de Grinch uit te zien.
Ze had verafschuwd opgehangen en internet afgezocht naar huismiddeltjes. Een van de populairste was een krachtige antiroosshampoo in te masseren en dat er een uur in te laten zitten om de kleur op te heffen. Maar daarvoor zou ze niet alleen naar de winkel moeten, maar ook nog eens met haar dat eruitzag als iets wat uit een riool geplukt was en toen op haar hoofd geplaatst.
Mayonaise leek een betere optie. Iets over dat de azijn de kleur op zou heffen en ei het haar verzorgde. Hopelijk had magere slasaus dezelfde magische haarherstellende eigenschappen. Ze had haar laatste nauwkeurig afgemeten eetlepel mayonaise tijdens de lunch op een broodje kalkoenborst gebruikt.
Het was eigenlijk zo stom. Ze had het zich best kunnen veroorloven om naar een salon te gaan, alleen zat die verdomde fobie haar weer eens in de weg. Na een uitermate goede week – afgetrapt door de bijeenkomst van de Schoenverslaafden – had ze die middag terwijl ze zich klaarmaakte om naar Lorna te gaan plotseling een paniekaanval gekregen.
Het was vreemd want tot op dat moment had ze gedacht dat de oortherapie goed ging. De paniek had ze als een enorme tegenslag ervaren. In plaats van naar Lorna te gaan had ze in haar appartement aan haar vingers zitten wriemelen en proberen op adem te komen en te wensen dat ze iemand anders was.
Zo was het haarkleurplan ontstaan. Ze had het een paar maanden geleden gekocht toen ze in eenzelfde stemming was, maar de bui was voorbijgegaan – gelukkig maar, besefte ze nu – en ze had de kleur niet meer gebruikt. Maar deze avond, toen ze naar Wheel of Fortune zat te kijken en Vanna Whites haar bewonderde, had ze aan de twee doosjes Donkerpalomino moeten denken die in haar linnenkast stonden en wilde opeens haar uiterlijk, en daarmee haar leven, veranderen.
Het was niet bij haar opgekomen om de flesjes die erin zaten te controleren of er wel op allebei ‘Palomino’ stond en niet ‘Donker Asblond’, en ook al was dat zo, dan had ze zich niet gerealiseerd dat dat donker asblond haar eerder gehighlighte haar zou grijpen en de kleur van bedorven asperges zou geven.
Het was volkomen passend om er ook nog wat slasaus overheen te doen.
De vraag was: wat moest ze nu? Iemand die op een goede dag het huis al niet uit wilde met groen haar opschepen was wel bijzonder wreed. Maar Sandra was iemand die altijd op zoek was naar tekens, en ze moest zich afvragen of dit er een was.
Misschien moest ze juist datgene doen wat ze niet wilde; misschien moest haar huis uit gaan en zich gewoon... onderdompelen in verlegenheid.
In de psychologie noemde men dat ‘flooding’.
Ze dacht er even over na. Het was dinsdagavond, iets na elven. Het zou druk zijn op straat – dat was altijd zo in Adams Morgan – maar niet zo druk als morgenavond. Niet dat dat wat uitmaakte, want als ze tegen zichzelf zei dat ze zou wachten en het morgen zou doen, dan zou morgen altijd de volgende dag blijven.
Ze ging het doen.
Ze wist niet wat haar bezielde, of waar ze het lef vandaan haalde om – zonder hoed – naar buiten te gaan en gezien te worden, maar twintig minuten later was ze blij dat ze het gedaan had.
‘Sandra?’
Even leek het erop dat dit de verwezenlijking van een nachtmerrie zou worden.
Ze draaide zich om en zag een knap uitziende jongen met een tengere bouw, prachtig golvend bruin haar, chocoladebruine ogen, en een huid die zo glad was dat hij wel gescrubd moest zijn.
‘Sandra Vanderslice?’ Haar naam werd gevormd door schitterende filmsterachtige lippen.
De stem was echter wel aan de hoge kant. Net niet mannelijk. Niet dat dat iets betekende. Hij had gewoon een hoge stem.
Wat wel vreemd was was dat hij haar naam wist.
Hoe?
‘Sorry...’ In een reflex schoot haar hand naar haar hoofd, dacht ze aan het groen en voelde ze een contrasterende rode kleur haar wangen bereiken.
Dit was een slecht idee geweest.
‘Ik ben het,’ zei de jongen. Hij trok zijn wenkbrauwen op en keek haar verwachtingsvol aan.
Geen idee. Ze kon niets uit haar herinnering plukken, en ze kon voelen dat dat van haar gezicht te lezen was. ‘Ik...’
Hij rolde met zijn ogen. ‘Mike Lemmington?’ Stilte. ‘Van de middelbare school?’
Haar mond viel open. Mike Lemmington! Hoe was dat mogelijk? Mike Lemmington was de enige persoon naast wie ze in die tijd kon staan en zich, dan misschien niet bepaald slank, maar ten minste relatief minder dik kon voelen.
‘Mike!’ Haar eigen verlegenheid verdween in de aanwezigheid van deze ongelooflijke transformatie. ‘Meen je dat nou? Mijn hemel, wat...?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik moet het vragen: wat is er met jou gebeurd?’
Hij glimlachte en liet perfect witte tanden zien. ‘Ik ben een beetje afgevallen.’
‘Mike.’ Als er bij twee personen geen taboe op gewicht hoefde te rusten, waren zij het. ‘Je bent heel erg afgevallen. Hóé?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Weight Watchers.’
‘Echt waar?’ Ze dacht aan haar eigen lidmaatschap van de Weight Watchers en vroeg zich af of iets meer inzet net zo’n geweldige verandering bij haar teweeg kon brengen.
‘Elke donderdagavond.’ Hij glimlachte. ‘Maar moet je jóú zien! En dat háár!’
Hoe ze dat een paar seconden had kunnen vergeten, wist ze niet, maar de schaamte keerde terug. ‘O, dat is...’
‘Groen!’ Hij streek er even met zijn hand doorheen.
‘Ja, dat komt door...’
‘Wat ontzettend stoer,’ ging hij verder, terwijl hij haar aankeek met wat wel bewondering leek. ‘Schat, ik dacht dat je nooit uit je schulp zou kruipen.’
Ze fronste haar wenkbrauwen. Had ze al zo lang een schulp?
Wie hield ze voor de gek? Ze was in een schulp geboren. Ze was praktisch Botticelli’s Venus, maar dan zonder het welgevormde lichaam of engelachtige renaissancegezicht.
‘Super dat je je zo uitdrukt. En je ogen komen zo mooi blauw uit!’
‘Echt?’ Ze had dit nodig. Ze had dit heel erg nodig.
‘Absoluut.’
Sandra besloot met de stroom mee te gaan en het meisje te zijn dat uit zelfvertrouwen haar haren groen had geverfd in plaats van het soort onzekerheid dat zich op een slechte dag aangetrokken voelde tot doosjes met blonde haarkleuring. ‘Dank je, Mike. En,’ ging ze verder in de rol van het soort vrouw dat doelbewust haar haren groen verfde om een dapper en zelfverzekerd statement te maken, ‘wat doe je in dit deel van de stad? Op bezoek? Of woon je hier?’
‘Ik woon in Dupont Circle,’ antwoordde hij, en daar was die schitterende glimlach weer. Had hij daar ook iets aan laten doen, of was dat zoveel mee veranderd met het afnemende lichaamsvet? ‘Maar ik ga hier vaak naar Stetson’s. Mijn maatje staat daar achter de bar.’
‘O. Ik heb veel goeds over die tent gehoord.’ Ze was er nooit geweest. Er werd van gezegd dat het een homobar was, hoewel ze niet zeker wist of dat waar was. Hoe dan ook, het moest er leuk zijn.
Mike tuitte zijn lippen en keek naar haar. ‘Ik ben er nu onderweg naartoe, waarom ga je niet mee?’
Haar hart maakte een sprongetje. Vroeg deze beeldschone jongen haar nou iets met hem te gaan drinken? Misschien was dit groene haar het beste wat haar dit jaar was overkomen.
Aan de andere kant was het wél groen. En hoezeer ze daar ook mee op haar gemak wílde zijn, ze was het echt niet. ‘Tja, Mike, ik wil me niet aan je avond opdringen.’
‘Toe zeg. Het lijkt me juist super. Bovendien zijn daar heel leuke mensen. Misschien ontmoet je er iemand. Tenzij...’ hij keek alsof hij zojuist ergens in getrapt was. ‘... je al iemand hebt...? Stom dat ik dat nog niet gevraagd heb.’
‘Dat geeft niet,’ verzekerde ze hem. ‘En ik heb niemand. Dus... ja, tuurlijk, top.’
‘Jippie! Wedden dat je Stetson’s geweldig vindt? En ik wil je dolgraag aan mijn vriendin Debbie voorstellen. Ik denk dat jullie het heel goed zullen kunnen vinden samen.’
Vriendín Debbie. Hm. Als ze echt zijn vriendin was, zou hij Sandra niet mee uit vragen. ‘Ik ben zo benieuwd naar wat je allemaal gedaan hebt in de afgelopen...’ ze telde, ‘... dertien jaar. Jemig, is het echt al zo lang geleden?’
‘Het lijkt wel een heel mensenleven,’ zei Mike opgewekt terwijl hij een arm om Sandra’s middel sloeg. ‘Zal ik jou eens wat vertellen? Mijn moeder zou het geweldig hebben gevonden als we toen wat met elkaar hadden gekregen. Mijn huidige levensstijl vindt ze natuurlijk maar niks.’
Sandra zou willen dat ze een rank bonenstaakje was zodat hij zijn arm helemaal om haar heen zou kunnen krijgen en haar tegen zich aan kon drukken zoals de held dat altijd deed aan het einde van een romantische film, maar om dat soort kleine details bekommerde ze zich nu maar niet. ‘Vogelvrij?’ vroeg ze, in de hoop dat ze aan de hand van zijn antwoord zijn huidige liefdessituatie kon peilen.
‘Exact.’ Hij lachte, stond stil, en keek Sandra weer aan. ‘Ik vind het echt geweldig om je weer te zien. Ik heb zoveel aan je gedacht de afgelopen jaren.’
‘Echt waar?’ Ze wilde dat ze hetzelfde kon zeggen, maar om eerlijk te zijn had ze erg haar best gedaan om de hele middelbare school uit haar hoofd te zetten. ‘Wat lief dat je dat zegt.’
‘Het is de waarheid.’ Ze liepen weer verder. ‘Van nu af aan gaan we elkaar vaak zien, dat weet ik gewoon.’
Sandra straalde. Dit was nu officieel een geweldige avond. De volgende keer dat alles verkeerd leek te gaan zou ze hieraan denken. Je wist nooit wat er vlak om de hoek op je wachtte.
Als ze erover nadacht, wist je eigenlijk ook nooit wat er in je verleden was. Ze had in elk geval nooit zo’n lekker ding in Mike Lemmington gezien.
Ze had niet eens de potentie gezien.
Misschien was het ook zo met haar leven. Soms zag je gewoon de potentie van een ellendige dag niet in.
Drie uur geleden was ze moedeloos geweest, er absoluut zeker van dat ze zo’n neurotische dikke mislukkeling was dat ze nooit echt dun of gelukkig zou zijn. Ze was zelfs bang geweest dat ze haar appartement nooit meer uit zou komen en dat ze een van die rare verhalen zou worden die je soms in de Post las, over mensen die twee weken na hun dood gevonden werden als de buren erachter kwamen dat die stank níét van het smerige Hunan-restaurant verderop kwam.
Nu liep ze hier, arm in arm met een man die zo beeldschoon was dat hoofden – van zowel mannen als vrouwen – zich omdraaiden terwijl ze daar samen over straat liepen. Ze ging uit, hoewel toegegeven, vermoedelijk naar een homobar, met een superknappe jongen. Een jongen die haar van vroeger kende en evengoed accepteerde.
Alles werd nu beter.
***
‘Ik wil nog zo’n panieknaaldje,’ zei Sandra tegen dr. Lee. ‘Nu in mijn linkeroor.’
‘Mevrouw Vanderslice, zo werkt het niet. Er is maar één plek voor die angst, en die hebben we al in gebruik. Ik verzeker je dat eentje afdoende is.’
‘Ik denk dat ik inderdaad verschil voel,’ was ze het geestdriftig met hem eens. ‘Daarom wil ik er nog een. Omdat ik er nog net niet ben, snapt u? Misschien zal een tweede me wel dat laatste zetje geven.’ Me normaal maken, dacht ze, maar zoiets zieligs kon ze niet hardop uitspreken.
Dr. Lee keek haar bedenkelijk aan, en ze herinnerde zich haar groene haar. Moest ze dat uitleggen? Neu. Hij zag waarschijnlijk dagelijks vreemdere dingen.
‘We kunnen nog een acupunctuursessie doen, nu je er toch bent, maar de oortherapie gaat goed zo.’
Ze knikte. ‘Oké, ik begrijp het. Ik was gewoon zo opgewonden over hoe goed dit werkte dat ik meer wilde.’
Hij knikte en glimlachte vriendelijk. ‘Het zal zelfs nog beter gaan.’
Vervolgens gaf hij haar nog een acupunctuurbehandeling, en toen ze wegging voelde ze zich helemaal te gek. Ze kon niet wachten om het dr. Ratner te vertellen. Het was lang, lang geleden dat ze vooruitgang te melden had gehad.
Nu eindelijk wel.